De ziekte van Pfeiffer is een veelvoorkomende ziekte die wordt veroorzaakt door een virus. De ziekte wordt ook wel klierkoorts, mononucleosis infectiosa of de ziekte van Filov genoemd.
De ziekte is vooral merkbaar bij kinderen en adolescenten, maar ook volwassenen kunnen de ziekte nog krijgen. Ongeveer 80% van alle mensen hebben het virus tijdens hun leven gehad, maar weten dit vaak niet, omdat de ziekte niet altijd voor merkbare symptomen zorgt.
De ziekte van Pfeiffer is vernoemd naar de Duitse kinderarts Emil Pfeiffer, die de ziekte in 1889 als tweede beschreef. Hij was twee jaar later dan de Russische arts Nil Filatov, die hem in 1887 voor was.
Oorzaken
De oorzaak van de ziekte van Pfeiffer is een infectie met het Epstein-Barr virus, wat tot de familie van de herpesvirussen behoort. Het virus vermenigvuldigt zich eerst in de keel, waarna hij zich verplaatst naar het bloed en daar enkele weken blijft.
Er wordt algemeen aangenomen dat de ziekte verspreid wordt via speeksel, waardoor de ziekte vaak wordt verspreid via zoenen. Dit is ook de reden dat de ziekte wel eens de ‘kissing-disease’ wordt genoemd. Na besmetting treedt er een incubatieperiode van enkele maanden op, waarna de symptomen beginnen.
Symptomen
Het belangrijkste symptoom van de ziekte van Pfeiffer is moeheid. Andere symptomen van de ziekte zijn:
– Koorts
– Gezwollen klieren
– Hoofdpijn
– Keelontsteking
– Gevoelige lever
– Hoesten
– Misselijkheid
– Geelzucht
De belangrijkste symptomen zijn de moeheid, koorts en gezwollen klieren. De rest van de symptomen komen vaak voor, maar zijn niet altijd waarneembaar.
Behandeling
Er is geen echte behandeling voor de ziekte van Pfeiffer. Meestal moet de patiënt een aantal weken rusten, totdat het immuunsysteem het virus genoeg heeft onderdrukt.
Als de patiënt erge pijn heeft, bijvoorbeeld door keelontsteking, kan hij of zij een pijnstiller innemen. Hier wordt eerst paracetamol voor gebruikt en vervolgens kan worden overgegaan op ibuprofen of diclofenac.
Als de symptomen verdwenen zijn, komen zij meestal niet meer terug, maar een geïnfecteerd persoon draagt het virus voor de rest van zijn leven. Het virus houdt zich verborgen voor het immuunsysteem, maar als de patiënt een lage weerstand krijgt, kan het virus reactiveren en lichte symptomen geven. Gedurende deze tijd kan de ziekte ook weer overgedragen worden.